Ik heb de Enige Ware God (EWG) veel te kort afgedaan in mijn post 6. Hij verdient de volle humanosofische aandacht, gezien Zijn bloedige historische rol in de geschiedenis vanaf zijn geboorte in 622 vC in Jeruzalem.
EWG geboren in 622 vC? Maar stelde ik in mijn vorige post dan niet dat Zarathustra de eerste in de reeks God-scheppers is geweest? Dat is juist, maar Zarathustra beweerde niet dat zijn Ahura Mazda (Grote Heer) de ENIGE WARE was. Zijn leer was bedoeld om mensen tot goed gedrag te bewegen. (“Denk goede dingen – Zeg goede dingen – Doe goede dingen”). Zarathustra keerde zich niet tegen welk andere religie dan ook, en ook het latere Zoroastrisme deed niet aan proselitisme (bekeringsijver).
Het zijn de patriarchen van de Tempel van Jeruzalem geweest die de kwalijke EWG hebben uitgevonden. En niet eens uit kwaadaardigheid, maar vanuit op zich begrijpelijke politieke overweging. Dat ging zo.
Het gebied van de Joodse stammen was, samen met andere gebieden in het Midden-Oosten van rond 1000 vC, wingewest van Egypte dan wel Assyrië. Maar als beide grootmachten tijdelijk op apegapen lagen, ontworstelden die zich aan de overheersing en uitbuiting. Zo was het koninkrijk Israël onder Omri en diens opvolger Achab van 881 – 841 zelfstandig en welvarend, met Samaria als prachtige hoofdstad. Omri had, onder het vaandel van zijn oorlogsgod Jahwe, ook het naburige bergstaatje Juda ingepalmd, met het oog op de lucratieve karavaanroute vanuit Arabië naar Gaza die door het zuiden van Juda liep. Omri had daar een garnizoen, het huidige Kuntillet-al-Agrud (waar onlangs een opberg-urn is opgedolven met opschrift ‘aan Jahweh en diens (vrouw) Asjera’) om daar tol te kunnen heffen.
De latere Bijbel is een priesterlijke verzameling geschriften, dus niet bepaald betrouwbaar als geschiedkundige bron, tenzij je uit andere en betrouwbaarder bronnen zoals opschriften op steles het echte verhaal hebt gereconstrueerd. Marcel Hulspas’ boek En de zee spleet in tweeën (2006) heeft daar gebruik van gemaakt. Deze post is deels op Hulspas’ werk gebaseerd en anderdeels op eigenwijsheid.
In 730 vC kwamen Israël en Juda weer onder Assyrisch bewind, zij het onder eigen koningen. In 727 vC kwam Israël weer in opstand, met als gevolg dat in 722 Samaria, na 2 jaar belegering, werd ingenomen en verwoest. Einde Israël, het werd een Assyrische provincie.
De priesterij van de Tempel van Jahweh van Samaria was uitgeweken naar Judea, naar Jeruzalem, dat vanaf toen uitgroeide tot een stadje, met een Tempel, waar ze ook een Jahwe-altaar inrichtten, naast dat van Ba’al, en met de paal van Asjera waar de vrouwen elk jaar een nieuwe hoes voor weefden. Nog steeds geen EWG te bekennen dus.
Maar de Israëlische priesterij bleef wel dromen van het Groot Israël van Omri en Achab. Toen in 705 vC de Assyrische koning Sargon werd opgevolgd door zijn onervaren zoon Sanherib, terwijl in Egypte juist een nieuw vorstenhuis aan de macht was gekomen, kregen de priesters hoop dat Egypte hen misschien te hulp zou komen als ze nu een opstand waagden. Ze wisten de Judese koning Hizkia zover te krijgen dat die de Assyrische belasting-ophalers liet ‘verongelukken’ en diplomatieke betrekkingen met Egypte aanknoopte. En dat hij Jeruzalem op volle verdedigingssterkte bracht.
Helaas, Hizkia’s opstand werd een ramp. Sanherib bleek geen doetje. Hij arriveerde in 701 vC met een groot leger, dat hij onbeteugeld liet plunderen en verkrachten op het platteland van Juda. Toen hij tenslotte Jeruzalem naderde, leverde Hizkia haastig alle goud en rijkdommen in. Sanherib nam er graag genoegen mee, want een belegering kost makkelijk twee jaar.
De jahwistische EWG-politiek van de Tempelpriesterij was desastreus gebleken voor Juda. Hiszkia’s zoon Manasse “had dan ook een gezonde allergie voor die theologie” (Hulspas) en hij herstelde de oude religie en bleef een trouwe vazal van Assyrië. Onder zijn lange heerschappij bloeide het verwoeste land weer op; het profiteerde, mede vanwege zijn gunstige ligging, van de opbloeiende economie van het Assyrische rijk. Ook Jeruzalem en de overige Judese steden groeiden. Het oude spijkerschrift werd vervangen door her Semitische alfabet dat veel makkelijker te leren was, en kleitabletten werden vervangen door in urnen opgeslagen papyrusrollen. Maar dacht je dat Manasse gunstig wordt vermeld in de Bijbel? Hij “deed wat kwaad was in de ogen van de HERE” (II koningen 21:2).
Maar Assyrië kreeg te maken met invallen van de Meden, en raakte weer in moeilijkheden. Egypte, dat ook door het oppermachtige Assyrië ingepalmd was geweest, verjoeg de laatste bezettingstroepen maar was nog niet op krachten. Nieuwe kans voor de Israëlische priesterij van Jeruzalem! Manasses zoon was bij een paleisrevolte vermoord en diens kleinzoon Josia was nog minderjarig en onder hun invloed. Hogepriester Chilkia dokterde een meesterplan uit. Er moest nu een eigen legermacht worden opgebouwd, goed uitgerust, paraat en gedrild in kazernes. Dan was het eindelijk afgelopen met de uitzuigerij en zouden ze Groot Israël kunnen laten herrijzen! Hoe aan het benodigde kapitaal te komen? Door het hele BNP (bruto nationaal product) van Juda, dat tot nu toe ‘verspild’ werd op al die offerplaatsen door het hele land, te laten samenvloeien naar één Tempel, de hunne, in Jeruzalem.
De heersende economie berustte op landbouw en veeteelt. Landbouw is van oorsprong vrouwenwerk (mannen jaagden, weet je wel) en dus de vruchtbaarheidsmagie was vrouwenmagie, was offeren aan landbouwgodinnen. De mannen waren ook boeren geworden dus er waren mannelijke goden zoals Ba’al bij gekomen, maar religie was nog steeds vooral vrouwenwerk.
Daar moest de Israëlische priesterij dus eerst mee afrekenen. Er mocht nog maar aan één God worden geofferd, en dat was hun Jahwe. Dat moest een erg jaloerse God worden, en vooral heel vrouwvijandig. Nou stonden de vrouwen bij die oorlogszuchtige veehouders-culturen sowieso al laag in aanzien (oorlog maakt mannen belangrijk) maar ook de landbouw was voor hun belangrijk en in de offers aan de landbouwgodin waren de vrouwen leidend. In de Tempel figureerde de heilige paal van Asjera waar de vrouwen elk jaar een nieuw kleed voor weefden. Daar moest nu hoognodig een eind aan gemaakt worden.
Chilkia en zijn mede-baardmannen schreven een meesterlijk Jahwe-verhaal, gebruik makend van de rijke verhaalcultuur van die dagen. Dat Jahwe de Joodse stammen had uitverkoren boven alle volken. Dat die de Joden bevrijd had uit de slavernij van Egypte en hen had binnen gevoerd in het Beloofde Land. Maar dat Jahwe de Joden alleen wilde begunstigen als ze niet langer aan afgoden offerden. Dit prachtige rompverhaal dat later werd uitgewerkt en aangevuld in Deuteronomium, werd in een urn verstopt bij een Tempelrenovatie in 622 vC. Dat was in het achttiende jaar van Josia’s regering. Want zo lang had die nodig gehad om een legertje van geïndoctrineerde soldaten te vormen. Want zo simpel was het niet om die op te zetten tegen de offerplaatsen van de oude Joodse religie die nu als ‘heidens’ werd afgeschilderd maar waarin ze wel waren opgegroeid.
De bewuste urn werd ‘toevallig’ gevonden en met veel bombarie aan de koning en ‘het volk’ voorgelezen. Vervolgens kwam de verwoesting van de altaren en de heilige hoogten buiten Jeruzalem op gang. Allemaal te lezen in II Koningen 22-23 (eveneens in Kronieken 33-34): een nogal duidelijk in elkaar gestoken drama.
Het boek van Karen Armstrong De Grote Transformatie (2005) houdt grotendeels vast aan de Bijbelse weergave van het gebeuren, maar wijst ook op het vernieuwende karakter van de EWG-ideologie. Waar tot dan toe de religieuze inhoud had bestaan uit gezangen en andere mondelinge overlevering, was dit een geschreven tekst. Die kon zelfstandig bestudeerd worden en vereiste geen lange leertijd meer bij een goeroe en een gedisciplineerde levensstijl. Hoefde niet per se van buiten geleerd, maar kon telkens opnieuw ter hand genomen worden.
Verder mochten de boeren hun dieren voortaan zelf slachten – zij het ritueel – en moest de waarde ervan in geld worden afgedragen aan de ‘dorpelwachters’ (belastingbeambten). De rechtspraak werd ook van staatswege georganiseerd, en onttrokken aan de (immers verwoeste) plaatselijke heiligdommen.
Helaas, ook deze opstand mislukte weldra. De Assyriërs waren in doodstrijd gewikkeld met de Babyloniërs. Voor de vazalstaten was het enige tijd de vraag op welk paard ze moesten wedden. De Egyptenaren onder Necho II trokken op langs de Filistijnse kust naar Megiddo, zogenaamd om de Assyriërs te hulp te snellen. Josia wedde op de Babyloniërs en trok, om in een goed blaadje te komen bij hen, in 609 vC op tegen Necho. Maar hij sneuvelde al bij de eerste confrontatie. Hij werd opgevolgd door zijn zoon Jojakim, die prompt een einde maakte aan het Israëlische Jahweh-project!
De Babylonische overwinnaar Nebukadnessar verjoeg de Egyptenaren en bracht ook Juda onder Babylon’s gezag. Maar Nebukadnessar’s pogingen om de havenstad Tyrus in te nemen, mislukte, evenals zijn poging om Egypte te onderwerpen. Dit was voor Jojakim in 598 vC reden om opnieuw met de Egyptenaren contact op te nemen en een opstand tegen Nebukadnessar te beramen. Maar Necho ging er niet op in, en Jojakim wist niet hoe snel hij zich, met veel verontschuldigingen en het overhandigen van al het Tempelgoud, moest overgeven aan de genade van de Babyliniërs. Vanwege het krediet van zijn vader Josia werd Jojakim’s leven gespaard. Hij werd, samen met degenen die hem tot deze domme daad hadden aangezet, op transport gesteld naar Babylon. Jojakim’s oom Zedekiah werd tot regent benoemd.
De Tempelpriesters wisten van geen ophouden. In 588 vC wisten ze Zedekiah over te halen om opnieuw een opstand te proberen. Nu kende Nebukadnessar geen genade. Hij leidde persoonlijk de belegering van Jeruzalem, die een vol jaar in beslag nam. Stad en Tempel werden grondig verwoest en alle priesters en voornaamste burgers werden naar Babylon afgevoerd. Dat was de toenmalige tactiek van de koningen: de elite van de onderworpen landen, voor zover niet afgeslacht, afvoeren naar andere rijksdelen.
Vanwege het krediet van Josia kreeg Jojakim in Babylon een eigen villa, en het is misschien daar dat ook de priesterij een centrum hadden waar ze hun Bijbel verder hebben aangekleed.