3. humanosofie tart de academische filosofie

Nogal brutaal, zeg! Al die eerbiedwaardige filosofen uit het verleden inclusief hun huidige adepten uitdagen met zo’n volslagen onbekend amateur-filosofietje als humanosofie? Je bent niet goed snik, humanosoof!

Wacht nog even met pek en veren, ik kan het uitleggen.

Ik schets eerst de academische filosofie, zodat we weten waar we het over hebben.

Het is de filosofie zoals deze op onze academische faculteiten wordt aangeboden aan filosofiestudenten.

Die leergang komt neer op de inleidingen in de vele kennistheorieën vanaf de Ionische natuurfilosofen. De leergang voert eerst naar Plato en Aristoteles en andere oude Griekse filosofen. Stapt dan over de Romeinse en Vroeg-Christelijke periode heen naar de scholastiek en de universalia-strijd, en het opnieuw partij kiezen tussen de ideeënleer van Plato (kennis komt voort uit  het denken en de ratio) en het empirisme  van Aristoteles (kennis komt voort uit ervaring).  Immanuel Kant acht zowel empirisme als rationalisme nodig en beoogt een synthese. De leergang vervolgt met fenomenalisme, pragmatisme, logisch empirisme en Poppers falsificationalisme tot de veelheid van –ismen waarmee zowat elke hedendaagse filosoof zijn punt tracht te scoren.

Maar … het blijft allemaal kennistheorie wat de filosofie-klok slaat. En wie is daarin geïnteresseerd? Huh, filosofen en … (is daar nog iemand? o, gelukkig, een groepje pensionado’s die na een werkzaam leven alsnog antwoorden proberen te vinden in de filosofie …).

Bij elke mens borrelen op verstilde momenten Grote Vragen op zoals: wie ben ik? hoe ben ik er gekomen? waar gaat het leven om?

Dat zijn filosofische vragen. Daar horen filosofen als vaklui antwoord op te geven. Maar die doen dat niet of nauwelijks. Hebben ze nooit gehad dus hoeven ze niet te kennen. En ze hebben gelijk ook: de oude filosofen wisten niets over ‘de mens’ dan wat ze in hun tijd (met nog veel erger oorlogen en andere rampen en ellende dan wij vandaag) meemaakten. Die hadden daardoor een pessimistische kijk op ‘de mens’.

De kerken, die heel lang een machtige vinger in de pap hadden in de academische benoemingen, hadden vanuit hun collectivistische Ene Ware God-ideologie eveneens een terneerdrukkend  mensbeeld in de aanbieding: dat van de tot niets goeds in staat zijnde zondaar, van Gods genade afhankelijk of het nog ooit wat zou worden met zijn levensgeluk: in het hiernamaals.

De oude filosofen hadden nog geen disciplinewetenschappen zoals antropologie, archeologie, paleoantropologie en primatologie tot hun beschikking. Hadden nog geen idee van evolutie en van stapsgewijze ontwikkeling van primitieve stadia naar hun tijd. Ze beschouwden het mens-zijn als gegeven en daarmee basta. Dus hun weten trachtten ze te baseren op theorieën over kennisverwerving. Ook de denkers na hen moesten het nog eeuwenlang zonder  wetenschappelijke informatie stellen.

Het valt deze eerbiedwaardige filosofen uit het verleden  dus niet kwalijk te nemen dat ze zich niet inlieten met de Grote Vragen van de mensen. Bovendien: het was in hun tijd aan de kerken om  vragen als “Waartoe zijn wij op aarde?” te mogen invullen; daar berustte juist de macht over het denken van de mensen op.

Maar de situatie van de mensen veranderde drastisch na WOII en de opbloeiende vrije markt economie. De markt  had de beschikking gekregen over televisie, bracht daarmee, avond aan avond en in ieders vrije tijd, een heel nieuw mensbeeld. Dat van de vrije, a-godsdienstige en a-politieke, vrouw-en kindvriendelijke, vrolijke consument, genietend van de spullen die in de aanbieding waren.

Een heel wat aantrekkelijker mensbeeld dan dat van de kerken, en die begonnen dan ook stilletjes leeg te lopen.

Wat er toen ook gebeurde was dat,  door de stijgende welvaart,  de disciplinewetenschappen meer geld kregen voor hun dure veldonderzoeken en ook verfijnde onderzoeksmiddelen zoals genetica. Ze gaven een steeds helderdere kijk op hoe mensen van apen tot mensen geworden zijn, dus hoe die van nature in elkaar zitten. Informatie over hoe mensen zijn.

De kerken liepen leeg en de voetbalstadions en winkelcentra liepen vol. Everybody happy?

Nee. Toch niet. De mensen zaten nog steeds met hun Grote Vragen. Elke generatie opnieuw wil daar antwoorden op. En nu was er geen kerk meer met een antwoord waar je, al dan niet morrend, je mee tevreden had te stellen. Vooral jongeren, die een Verhaal nodig hebben waarin ze zichzelf een plekje kunnen geven, moesten het nu met NIX doen. En ze gingen nihilistisch gedrag vertonen: provo, punk, hooliganisme, zinloos geweld. De denkers onder de jongeren begonnen naar de filosofen te kijken. Maar die wisten alleen wat de oude filosofen hadden te melden over ‘de mens’. Een enkele filosoof schreef : “Wees blij dat het leven geen zin heeft”.

De academische filosofen van na WOII viel dus wél wat te verwijten. Zeker na de jaren 70 toen de disciplinewetenschappen informatie over ‘de mens’ begonnen te spuien. De verloedering bleef niet beperkt tot jongeren. Iedereen ging er onder lijden doordat het nihilisme  ook effect had op de lui die bij het ‘grote geld’ kunnen, en doordat die de samenleving door het gokken met gemeenschapsgeld in de ene crisis na de andere stortten (“There is no such thing as society”, riep Thatcher toen).

De leegte moest worden opgevuld. Dat begonnen steeds meer denkers te schrijven. Maar hoe?

Het  is filosofenwerk. Niet het werk van de discipline-wetenschappers, die brengen daar weinig van terecht, gehandicapt als ze zijn door hun discipline. Alleen filosofen kunnen zich vrij bewegen door het wetenschapsveld, bloem na bloem plukkend om daarmee het boeket samen te stellen van de menselijke natuur.

Ik ben er vanaf de jaren 70 meteen mee aan het bouwen gegaan, met die zich opstapelende bouwstenen. Als hobby. En in de jaren 90, toen de gevolgen van het leven met NIX tot steeds erger verloedering ging leiden, meer en meer full-time. Maar wie ik ook tegen kwam in het wetenschapsveld – ik was daar elke dag te vinden – geen filosoof. Nee, die zaten  ingespannen gebogen over de oude boeken om voor zichzelf een nieuwe kennistheorie uit te vinden.

En nu gaat de humanosoof de academische filosofie (nee, niet de door mij zo gewaardeerde individuele filosofen, allemaal beter schrijvend dan ik bijvoorbeeld) uitdagen. Hij heeft al een opvulling in de aanbieding, dus hij is erg zeker van zichzelf.  Kom maar op met je pek en veren.

Eh, met je argumenten.

2 thoughts on “3. humanosofie tart de academische filosofie

  1. Henk van Setten

    Je zegt hierboven: “Het is filosofenwerk. Niet het werk van de discipline-wetenschappers, die brengen daar weinig van terecht, gehandicapt als ze zijn door hun discipline. Alleen filosofen kunnen zich vrij bewegen door het wetenschapsveld, bloem na bloem plukkend om daarmee het boeket samen te stellen van de menselijke natuur.”
    Heel mooi gezegd! Maar… hebben filosofen die vrijheid eigenlijk wel? Filosofie is immers zelf ook gewoon maar een discipline, een van de vele aan onze universiteiten. Beroeps-filosofen zijn dus zelf ook gewoon maar discipline-wetenschappers, net als hun collega’s in andere disciplines, en met alle formele beperkingen van dien. Ze hebben helaas bij hun officiële universiteits-aanstelling geen onbeperkt mandaat gekregen om, vrij dartelend door alle andere wetenschapsdomeinen, nu eindelijk eens het definitieve mensbeeld samen te stellen. Ze zijn meestal heel specifiek door het bestuur van hun universiteit aangesteld om iets veel beperkters en veel specifiekers te doen: bijvoorbeeld taalfilosofie, kennisfilosofie, wetenschapsfilosofie enzovoorts.
    De filosofen van het “onbegrensde” zin-zoekende soort dat jou voor ogen staat, bestaan in feite al niet meer sinds de tijd van Plato en Aristoteles, of om meer precies te zijn, sinds het Christendom de filosofie begon in te perken. Als je dit antieke soort filosofen nu weer opnieuw zou willen invoeren, en dat is je goed recht, dan zou je (om ze te onderscheiden van de gangbare moderne opvatting van wat een filosoof is) hen dus eigenlijk geen filosofen meer moeten noemen, maar ze een andere naam moeten geven. Misschien toch maar gewoon kiezen voor “humanosofen” dan?
    Je pleidooi zou dan dus niet moeten zijn dat de huidige filosofen hun werk beter moeten doen (die doen gewoon best wel hun werk), maar dat er naast de moderne filosofie een nieuw, ander soort discipline moet komen die weer wat meer lijkt op de filosofie van 2000 jaar geleden.

    Reply
    1. Frans Couwenbergh Post author

      Beste Henk,
      Je hebt helemaal gelijk. De realiteit is dat de academische filosofie zich opvat als een der vele disciplines. Terwijl ik wil dat de westerse filosofen, nu we hier al een halve eeuw lang in een geheel nieuwe situatie zijn komen te leven — na 5000 jaar van despotie-en — en bovendien beschikken over een keur van bloeiende disciplinewetenschappen als antropologie, archeologie, paleoantropologie en primatologie, zich tot tot taak gaan stellen om de mensheid te gaan voorzien van een universeel-menselijk en wetenschappelijk gefundeerd Ontstaansverhaal. Als basisverhaal van een nieuw, universeel geloof: in de kracht van het mens-zijn.
      Ach, misschien hoeft alleen de sub-discipline ‘filosofische antropologie’ zich maar opnieuw uit te vinden en de ‘moeder van de filosofie’ te worden. …

      Reply

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*