13H. BEGIN ISLAM (VERVOLG)

      Geen reacties op 13H. BEGIN ISLAM (VERVOLG)

Mohammed was nu, na twintig jaar van moeizaam profeetschap, de baas geworden van Mekka. Maar denk niet dat bijvoorbeeld de leden van de banu Umayya nu overtuigde moslims waren. Ze hadden alleen geen macht meer; maar hun stille vijandschap tegen de hele moslimbeweging en tegen Mohammed in het bijzonder bleef onverminderd groot. Mohammed keek er wel voor uit om iemand van hen, hoe bekwaam ze er veelal ook voor waren, een leidende functie te geven in zijn nieuwe moslimstaat.

Mohammed stond nu voor de taak om te gaan realiseren waar het hanif Zayyeed en de Vrienden allemaal om begonnen was: alle Arabische bedoeïenen te onderwerpen aan het Eenheidsgeloof in Allah, teneinde een einde te maken aan de ghazwa’s, de overvallen van de ‘wilde stammen’,  zodat de handel onbelemmerd kon opbloeien in heel Arabië.

Het begin was gemaakt. Na Medina en de omringende  oasesteden zoals Khaibar was nu de belangrijke pelgrimsstad Mekka onder zijn gezag. Nu eerst de rest van het Hejaaz-gebied. Hij stuurde mensen naar de verschillende stammen met de uitnodiging om toe te treden tot de Islam, hun godenbeelden te vernietigen en de verschuldigde belasting af te dragen. Aangezien geen enkele stam was opgewassen tegen het moslimleger zou weigering op zelfvernietiging neerkomen.

Khalid was een van die afgezondenen. Hij ging eerst naar Naklah en zag er op toe dat de banu Shayban het beeld van hun godin Al-Uzzah vernietigden. Hij had 350 troepen bij zich, dus dat wilde wel.
Nu trok hij op naar banu Jadhima. Het merendeel had zich al onderworpen maar ze waren nog achterstallig in het betalen van belasting. Het geval wilde dat leden van die stam in het verleden een ghazwa hadden gepleegd op een Mekkaanse karavaan op de terugweg vanuit Yemen en dat daarbij Khalids oom om het leven was gekomen. De overvallers van toen vreesden Khalids bloedwraak en weigerden hun wapens af te leggen. Ze lieten zich echter bepraten door de overige Jadhima, die vreesden voor een bloedbad op hen allen en riepen dat Mohammed aan alle Mekkanen amnestie had verleend en dat de profeet  vrede predikte.
Helaas negeerde Khalid Mohammeds strenge instructies en liet toch een aantal van hen ombrengen. Toen Mohammed dit vernam hief hij de armen ten hemel en stuurde Ali met een behoorlijke som geld naar de Jadhima. Ali betaalde elke getroffen familie ruim bloedgeld; bovendien liet hij de rest van wat hij had meegekregen, bij hen achter.

Maar ettelijke stammen dáchten er niet over om hun traditionele bestaan vaarwel te zeggen en verenigden zich. Eind januari 630 trokken ze op naar Mekka. Mohammed trok hen tegemoet, met behalve zijn hele moslimtroepenmacht ook een detachement Mekkanen. Tegen de avond werd kamp gemaakt bij Hunayn, nabij de toegang tot een vallei.
In de vroege ochtend, het was nog donker en nevelig, moesten ze door een nauwe bergpas. Daar liep de voorste kameelrijders-kolonne in een hinderlaag: de bedoeïenen hadden zich verdekt opgesteld op de hoogten en lieten nu een lawine van rotsblokken neer donderen. De kamelen sloegen verwilderd op hol en overliepen met hun angstig loeien en hun lange benen de hoofdgroep waar de paniek ook toesloeg. Abu Sufyan werd opgewonden van vreugde en zag de moslims al de Rode Zee in gedreven worden.
Mohammed stond met enkele getrouwen op een heuvel, en Ali had zich tussen hen en het strijdgewoel opgesteld. Toen hij een der bedoeïenenleiders met zijn vaandel  zag aankomen, viel hij diens kameel aan. De kameel struikelde, de berijder viel en werd door Ali gedood. Een andere bedoeïenenleider ging het tweegevecht met Ali aan en ook deze legde het af. Het sneuvelen van twee van hun generaals deed de ronde onder de bedoeïenen.
Mohammeds oom Abbas, die over een enorm stemgeluid beschikte, riep nu de ansar-troepen toe en deze trouwe moslimstrijders waren de eersten die zich herpakten. Op hun voorbeeld hergroepeerde zich de rest en de kamelen werden tot rust gebracht.
De bedoeïenen bleven zich dapper weren en vooral hun vrouwen toonden zich geharde krijgers. Maar, traditioneel als ze waren, hadden die hun kinderen bij zich. Dat bleken nu handenbinders. Het duurde niet lang of nu waren het de bedoeïenen die in paniek raakten en op de vlucht sloegen. Achtervolgd door een op buit beluste overmacht aan moslims.
De buit was niet gering want elke achtervolgde liet bewust al wat hij had vallen om het vege lijf te kunnen redden.
Mohammed gaf orders om vrouwen, kinderen en slaven te sparen, en dat alle buitgemaakte dieren en overige bezittingen op één plek, de Jirza-oase,  moesten worden samengebracht en bewaakt.

Met zijn hoofdmacht trok Mohammed nu op naar Taïf, de laatste nog niet onderworpen rijke stad in dit deel van de Hejaaz. Onderweg stuitten ze op een groepje rondom een lijk. Het was van een vrouw. Gedood door Khalid. Kennelijk had deze strijdster zich te dapper teweer gesteld. Alweer een negeren van Mohammeds orders door Khalid. Hij zond iemand naar hem toe om nogmaals luid en duidelijk over te brengen: vrouwen, kinderen en slaven ontzien.

Mohammed rekende op een moeizaam beleg van Taïf, maar dat viel alles mee. Taïf volgde het voorbeeld van Mekka en gaf zich zonder verweer gewonnen. En ook hun burgers werden gespaard op voorwaarde van  eedaflegging en de belofte van belastingafdracht aan Mohammeds gouverneur en diens moslimgarnizoen.
Wie zich daar bij Mohammed meldde was Wahshi, de Ethiopiër die Hamza gedood had. Toen Mohammed hem zag, trok een donkere wolk over zijn gelaat. Hij hoorde Wahshi’s berouwvolle woorden aan met afgewend gezicht. Na een ijzige stilte klonk Mohammeds gesmoorde stem: “Ga, en laat ik je nooit meer zien.“
Wahshi werd een trouwe moslim en zou later met zijn nimmer missende speer nog belangrijke bijdragen leveren.

Mohammed keerde nu terug naar de Jirza-oase, naar de oorlogsbuit. Elke groepering kreeg er een deel van. Ook het detachement van de Quraysh, en dat viel, tot Abu Sufyan’s opperste verbazing, zelfs bijzonder groot uit. Bovendien werd er geen woord vuil gemaakt aan zijn gejuich over de veronderstelde nederlaag van de moslims!
Het zette kwaad bloed bij de ansar.
Mohammed riep ze diezelfde avond bijeen, en sprak hen toe. Waren jullie geen veelgodenvereerders voordat ik bij jullie kwam, en nu niet meer? Waren jullie niet hopeloos met elkaar in oorlog, en door mij niet meer? Waren jullie niet straatarm, en nu niet meer? De ansar zwegen.
Mohammed ging verder.  Wat laten jullie nu je hoofd op hol brengen door die spullen? Die dienen om de harten van de Mekkanen te vermurwen. Dadelijk laat ik hen in Mekka achter en ga ik met jullie mee naar jullie stad. Want ik zal jullie nooit verlaten.
Nu raakte hij de gevoelige snaar. De ansar vreesden dat hij, zijn vijanden verslagen zijnde, Mekka zou verkiezen tot zijn hoofdstad. Nu ze wisten dat hij toch Medina verkoos verdampte hun opstandigheid.
Mohammed stelde een lid van de banu Hashim aan als gouverneur, voor één dirham per dag, en een moslimgeleerde als leraar, eveneens voor één dirham per dag. En reisde met de rest van zijn troepen terug naar Medina.

Het verdere jaar 630 was heet en droog, zelfs voor Arabische begrippen. Niettemin bereidde Mohammed een veldtocht tegen de Ghassaniden voor, om de nederlaag bij Mootah recht te zetten. Het was bittere noodzaak. Sinds die nederlaag ondervonden Medinese karavanen vijandigheden van de plaatselijke bedoeïenen  doordat de moslims door hen als kwetsbaar werden gezien.
Mohammed bracht  een enorme strijdmacht bijeen, van 30.000 manschappen, en trok in de hitte op naar Tabuk. Maar zijn verspieders wisten geen spoor van vijanden te melden.
Mohammed verbleef er enkele weken, vol van diplomatieke activiteiten. Verzond en ontving boodschappers. Hierna ontbond hij zijn nutteloos geworden legermacht en liet elke afdeling zodra ze zich voldoende hersteld achtten, in eigen tempo afreizen. Zelf bleef hij het langst. Hij had de stammen aldaar voldoende laten zien tot welk een troepenmacht de moslims in staat waren. Menige stam was uit eigen beweging zijn onderwerping komen aanbieden. De strategisch tussen Medina en Syrië gelegen oase Daum-tul-Janval  werd voorzien van een permanent garnizoen.
November 630 was Mohammed eindelijk weer terug in zijn geliefde Medina. Het was de laatste veldtocht geweest onder zijn eigen aanvoering.

 

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*