Volslagen lachwekkend natuurlijk: een minkukel die wel eens even de grote vraagstukken waar grote filosofen al vanaf Plato tot op de dag van heden mee worstelen, zou oplossen.
Toch is dat mijn levenswerk: ‘de mens’ in kaart te brengen. Want dat moet nog steeds gebeuren. Zonder er bij te lachen. Gewoon serieus bezig blijven.
Het is eeuwenlang aan de kerken geweest: uit te mogen maken, in dienst van welke despotie dan ook, hoe ‘de mens’ van nature is; want het is een machtspositie. Maar tijdens de Verlichting werd die positie voor het eerst aangevochten.
Verlichtingsfilosoof Kants (1724-1804) motto was: sapere aude! durf zelf te denken. Dat was natuurlijk frech, maar hij waagde dit in de luwte die de dictatuur van de ‘verlichte despoot’ Frederik II van Pruisen (1712-1786) had geschapen, met diens standpunt dat “ieder maar op zijn eigen manier zalig moest zien te worden”.
Dat standpunt werd ook door veel (vooral Franse) intellectuelen van zijn dagen gehuldigd, zij het in besloten kring en in geschrifte meestal postuum of op de vlucht voor kerkelijke vervolging (Descartes). Ook Kant hulde zijn Kritike overigens in esoterisch jargon, hij durfde zijn nek niet te ver uit te steken.
Frederik werd opgevolgd door zwakkere figuren en de kerken hernamen geleidelijk hun machtspositie. Ook Kant werd het moeilijk gemaakt, maar in zijn Anthropologie in pragmatischer Hinsicht abgefasst (1798) heeft hij de grondslag gelegd voor de filosofische antropologie. De belangrijkste taak voor de filosofie was in Kants ogen: het in kaart brengen van ‘de mens’.
De kerken zouden hun machtspositie nog heel lang weten te handhaven, want voor het in kaart brengen van ‘de mens’ zijn disciplinewetenschappen zoals antropologie, archeologie, paleoantropologie en ethologie nodig. Die zouden echter pas anderhalve eeuw later voor de filosofen beschikbaar komen.
Het was de
doorbraak van de vrije markt economie (door het massamedium televisie)
vanaf eind jaren 60, die (mensen denken conform hun heersende economie) een
bevrijdende wind of change deed opsteken die alle oude
autoriteiten verzwakte. Dus ook de zeggenschap van de kerken, en de
ijzige bewaking van hun territorium smolt weg.
De vrije markt kan alleen floreren met democratie, dus met optimale gelijkheid
— zou je vandaag niet zo zeggen maar aanvankelijk floreerde zij en bracht
brede welvaart. Een welvaart die o.m. ook de dure veldonderzoeken van genoemde
disciplinewetenschappen betaalbaar maakte. Vanaf de jaren 70 verschenen hun
onderzoeksresultaten op de markt, gereed voor elke leek – filosofen zijn leken;
trouwens, elke wetenschapper is leek op elk ander gebied dan het hare/zijne – die
er maar mee wilde gaan bouwen aan het op wetenschap gebaseerde ontstaansverhaal
van ‘de mens’. Als alternatief voor het ongeloofwaardig wordende Scheppingsverhaal
van de kerken.
Dus de filosofen konden nu de plaats gaan innemen op de bok van de koets van
ons denken, waar de kerken, ‘ondraaglijk licht’ als ze zijn, door de wind of
change van af waaiden. Veel mensen begonnen zich vanaf toen ook,
vooral na hun pensionering, intuïtief te interesseren voor filosofie.
Helaas, in de academische filosofiebeoefening was juist toen een andere
denkwind gaan opsteken, de verdorrende woestijnwind van het postmodernisme:
twijfel aan elke waarheids-pretentie, zelfs aan die der wetenschappen. En met
een fobie voor elke vorm van Groot Verhaal.
De academische filosofen bleven met de rug naar de zich opstapelende
data vanuit genoemde disciplinewetenschappen de ‘canon’ bestuderen over wat
oude filosofen gedacht hebben over ‘de mens’ — maar die hadden dus nog geen
wetenschappelijke data en waren aangewezen op het heersende denken van hun
dagen — of in hun eigen maatschappelijk gezien irrelevante en meestal in
esoterisch jargon gestelde geschriften. Ik houd staande dat het postmodernisme een vloek betekend heeft
voor tal van aspecten van ons samenleven.
Dat kwam met NIX
te leven, en dat ging niet goed. Jongeren kregen NIX meer mee en werden
nihilistisch, gingen rare kapsels dragen en eigen jeugdculturen ontwikkelen en
drugs gebruiken. De lui die bij het
‘grote geld’ konden, hadden NIX meer met hun samenleving te maken (“There is no such thing as society“)
en gingen hun neoliberalistische eigen gang, met alle nare gevolgen van crises,
omvallende banken, bezuinigingen en populismen van dien.
De Universiteit voor Humanistiek dan, misschien? De ijzige bewaking van de
kerken was aan het smelten waar je bij stond. Dus dacht ik in mijn naïveteit
halverwege de jaren 90 dat ze daar wel druk bezig zouden zijn met het westerse,
op wetenschappen gebaseerde humanistische alternatief voor het ongeloofwaardig
geworden Adam-en-Eva-verhaal. Ik sprak af met de rector aldaar, Douwe van
Houten. Nee, zo hielp hij mij uit de
droom, men beperkte zich bij hen “tot het stellen van vragen”. Aarch! Dus ook
daar postmodernisme! En erger nog.
Wachtend op de koude gang ving ik gesprek op van passerende dames, met een
onmiskenbaar New Age content. Vanaf toen
ging ik me ‘humanosoof’ noemen.
Let wel, bij al mijn beschuldigingen hier, ik heb het over de academische filosofiebeoefening, dus geen kwaad woord over de milieufilosofen en de overige publieksfilosofen die bijdragen leverden aan onze media. Maar zelfs onze ecofilosofen blijven filosofen, worden geen filosofisch antropologen, maken geen aanstalten om de plaats in te gaan innemen op de bok van de koets van ons denken en om ‘de mens’ in kaart te gaan brengen met wat we vandaag kunnen weten (sapere aude!), dus met de data vanuit de genoemde discipline-wetenschappen.
Maar het is toch idioot dat wij, hier in ons vrije Westen, nog steeds geen alternatief hebben voor dat achterlijke en vrouwonvriendelijke godsdienstige Adam-en-Eva-verhaal dat nog steeds volop leidend is in de moslimwereld?
In De Groene 27-8-2017 kenschetste Marijn Kruk onze door een neoliberale ideologie overheerste westerse samenleving als een ‘gevangenis zonder tralies’. Hij liet daarin de Franse filosoof Marcel Gauchet aan het woord over Europa. Dat wij zulke “enorme mogelijkheden” hadden, en “het steeds zo ongenadig hebben verkloot.” Europa was de wieg van het proces dat we de moderniteit noemen. Maar “wat hebben we de wereld te bieden behalve een tandeloos humanisme?”
Goed gezegd, dat laatste. Maar Gauchet blijft natuurlijk een filosoof, dus weet niets over ‘de mens’; weet niet eens waardoor hij dat niet weet. Hij gaat wel behoorlijk te keer, maar niet tegen de academische filosofiebeoefening. Terwijl uitgerekend die voorhoede van ons denken het is, die op haar handen is blijven zitten toen ”de moderniteit” [lees: de vrije markt economie] Europa uit de kluisters van de kerken bevrijdde en de “enorme mogelijkheden” opende [zoals een op wetenschappen gebaseerd humanisme ter vervanging van het achterlijke monotheïsme] . Hij gaat wel tekeer tegen: de neoliberale ideologie [de ‘kwaaie hond aan het been’ van de vrije markt]. Deze spiegelt de mensen volledige vrijheid voor, zodat ze niet langer de tralies zien van de gevangenis waar ze qua heersende economie in verkeren. En roept vervolgens: “Vrijheid heeft toch geen betekenis als je er geen kant mee op kunt? “
Dat blijft bij roepen. Gauchet toont geen ‘licht aan het einde van de neoliberale tunnel’.
Dan hebben we meer aan George Monbiot (*1963), presentator aan BBC Natural History, als onderzoeker, professor of ere-doctor verbonden aan zeven universiteiten; met name in zijn recente Out of the Wreckage (2017, ‘uit het verwoestende neoliberalisme’) … Maar ook Monbiot blijft een disciplinewetenschapper (zoöloog).
Of aan Bruno Latour (*1947), die in FilMag. 1, 2016 uitriep: ”We aanschouwen in volkomen rust de zesde massale uitroeiing die de aarde teistert. Waarom die rust terwijl de wereld in brand staat?” Maar ook Latour blijft een filosoof.
Toch blijft het in kaart brengen van ‘de mens’ filosofenwerk. Want een disciplinewetenschapper acht zich terecht alleen bevoegd op details binnen haar/zijn vakgebied(je), en heeft zich bovendien te houden aan harde bewijzen of controleerbare aannames. De filosofie is in feite geen disciplinewetenschap, net zo min als de theologie dat is. De taak van de filosofie is – Kant zei het al – het in kaart brengen van ‘de mens’, en nu niet langer gehinderd door de macht van de kerken en met alle voorhanden kennis. Dus met gebruikmaken van alle relevante informatie vanuit de disciplinewetenschappen. Zij het zonder zich in één ervan te verdiepen. Dus van de antropologische filosofen. Die zoemen als bijen over het wetenschapsveld, de nectar purend uit de bloemen en die tegelijkertijd bevruchtend. Om in de korf met de data te bouwen aan de honingraat van ons op wetenschap gebaseerde Grote Verhaal. Dat is het humanosofische visioen althans.
Mijn levenswerk, zei ik. Al vanaf mij 17de besloot ik dat God sinterklaas voor volwassenen moest zijn – en ik begon portretjes te tekenen. Die twee dingen hebben mijn verdere leven vervuld. Na mijn gymnasium-alfa ging ik Nederlands studeren in Nijmegen. Ik deed van alles (richtte o.m. een studentenschilderclub op die het nog lang na mijn afstuderen heeft uitgehouden) maar toch hebben de professoren me laten slagen. Als leraar Nederlands raakte ik eind jaren zestig in de linkse beweging, Vanaf de jaren 70 kon ik met de data vanuit genoemde wetenschappen (vooral de Time/Life serie Het ontstaan der Mensheid, 17 delen) was behulpzaam) voor mijn hogere klassen een stencil maken over hoe wij, van oorsprong apen, dan aan taal en bewustzijn gekomen zijn. Op een katholieke school onder een crypto-fascistische rector was dat een zwart-op-wit bewijs waarmee hij bi j het hoofdbestuur van OMO (Ons Middelbaar Onderwijs in Noord-Brabant) mijn aantasting van de ‘katholieke identiteit van de school’ kon aantonen. Het bestuur had onderhand genoeg van de zoveelste ‘zaak Couwenbergh’ en zei: we hadden liever die rector ontslagen maar die is veel te duur. Nou, ik had geen bezwaar tegen ontslag-zonder-schuld: 7.5 jaar wachtgeld van een dik lerarensalaris. Vanaf toen ben ik 35 jaar succesvol publieksportrettekenaar geweest. (o.m. oprichter van de Landelijke Vereniging van Portretartiesten EN Profil. Bloeit nog steeds.)
Als portrettekenaar heb je veel meer vrije tijd om te studeren dan in welk ander beroep ook, en die heb ik ten volle benut voor het in kaart brengen van ‘de mens’. In het land van blinden is het nogal makkelijk éénoog-zijn.
Na mijn 80ste gingen mijn ogen achteruit en hield het portrettekenaar-zijn op. Alle tijd voor het humanosoof-zijn! Ik was al jaren doende met een reeks teksten op www.mens2000. Maar nauwelijks was ik aan een volgende tekst bezig of de voorgaande was alweer aan opdatering toe: de wetenschappers blijven maar door wroeten en publiceren. Toen ik 85 was, moest er onderhand een boekje komen wilde nog ooit iemand van mijn levenswerk vernemen. DE MENS voor dummies dus.
Mijn levenswerk. Ja, maar het blijft filosofenwerk, met name dat van de
filosofische antropologie. Echter, wanneer u
‘filosofische antropologie’ googelt, zult u daar lezen dat: “de
wijsgerige antropologie de mens ziet als een metafysische gegevenheid die zelf
niet in vraag wordt gesteld. Zo behandelt zij dus niet de kencapaciteiten van
de mens, noch houdt zij zich primair bezig met de filosofie van de geest. Ze
behandelt niet de relatie tussen het mentale en het fysische in de mens”.
Zo! Terwijl Kant, de Urheber van de
filosofische antropologie, dat nou net als opdracht aan de filosofische
antropologie had toebedacht! Postmodernisme
dus ook in Wikipedia.
Mensen kunnen niet goed samenleven zonder een Groot Verhaal dat zin geeft aan waar we dat samenleven allemaal voor doen; dat is genoegzaam gebleken uit ons westerse beland-zijn in de neoliberale ikke-ikke-economie.
Maar die gaat nu tot de ondergang van ‘de wereld’ leiden als we zo doorgaan. Nee, niet van Aarde, of van Natuur (schrijf ik net als Spinoza met een hoofdletter) want die gaat gewoon zijn gang; ‘de mens’ is slechts één der vele vormen welke Aarde’s evolutie van het leven daarop heeft voortgebracht. En ook dat leven zal heus wel overleven. Dat heeft het na de vorige grote uitstervingsgolf 65 miljoen jaar geleden ook gedaan.
Ik bedoel dus, de ondergang van ‘de mensenwereld’, de mensheid. Nou, en wie wil die? Deze humanosoof niet in alle geval. Ik blijf hoop houden.
Hoop waarop? Op de filosofie? Derk Walters (NRC 15 sept.’17) ziet getuige zijn artikel ”Klimaatverandering is een zaak van politici, kunstenaars en schrijvers” al geen rol meer weggelegd voor de filosofie. Onder “schrijvers” rekent hij heus wel onze milieufilosofen, maar die brengen niet ‘de mens’ in kaart.
Toch is het aan de filosofie om ons, mensheid, voor te bereiden op de onstuimige Aarde waarin we terecht gaan komen. Want zelfs wanneer onze politici (tenminste, wanneer wij, ‘boomers’, middels ons stemgedrag partijen aan de macht brengen die niet langer de ikke-ikke-neoliberale politiek blijven volgen) een beter klimaatbeleid weten te voeren … gaat de opwarming ten gevolge van de CO2 die nu al in de atmosfeer hangt, de zeespiegel laten stijgen en gaat extreem weer met bosbranden en overstromingen, nog decennia door. Het is aan de filosofie om ons daarop voor te bereiden, zodat we niet elkaar te lijf gaan of ons als de (mythische) lemmingen gaan gedragen.
Het is aan de filosofische antropologie, eindelijk werk te gaan maken van de opdracht van Kant: het in kaart brengen van ‘de mens’. Het gaan brengen van het nu op wetenschap gebaseerde Grote Verhaal. En plaats te nemen op de bok van de koets van ons denken.
En niet, zoals filosofen vandaag menen, dat disciplineweten-schappen zoals antropologie of paleoantropologie dat werk zouden kunnen doen. Als dat zo was, zouden wij al lang over dit nieuwe Grote Verhaal beschikken. Disciplinewetenschappen zijn de trekpaarden van de koets.
De filosofische antropologie zal ons, consumenten, inzicht bieden in onze menselijke natuur. Zal duidelijk maken dat het streven naar ‘groot geld’ en macht ieder van ons corrumpeert doordat het de laagste neiging in ons stimuleert zonder duurzaam geluk te genereren. Duidelijk maken waar geluk wél in gelegen is: het van betekenis zijn voor elkaar. Zal pas echt ‘het goede’ in ieder van ons alle kans geven. Zal met haar op gemobiliseerde wetenschap gebaseerde Scheppingsverhaal de vereiste eensgezindheid weten te mobiliseren om het door ons als mensheid geschapen probleem te overleven.
DE MENS voor dummies is dus ook een beetje pamflet-achtig, met name de Inleiding ervan. In de hoop dat daarmee de filosofische antropologie de Moeder van de filosofie zal worden. Het is vooral een aanklacht tegen het postmodernisme, en een pleidooi voor een nieuw Groot Verhaal voor ons samenleven.
Het besteedt ook alle aandacht aan hoe dat nieuwe Grote Verhaal kan worden ingebracht in de samenleving zonder het ook maar aan iemand door de strot te duwen. Gewoon door middel van een UNESCO-project: als aanvulling van de UNIVERSELE VERKLARING, en met mobilisatie van alle staatsuniversiteiten wereldwijd.
DE MENS voor dummies blijft een amateuristisch werkje. Al betekent filosofie ‘beminnen van wijsheid’, filosofie is echt wel een wetenschap, net als theologie — alleen geen disciplinewetenschap. En een doctoraal Nederlands maakt je nog geen schrijver. Mijn taalgebruik is geen ander dan waarmee ik deze post schrijf. En toch ben ik in mijn boekje geen enkel onderwerp waar de filosofen vanaf Plato mee geworsteld hebben, uit de weg gegaan.
Het ms telt inmiddels 130 pp inclusief de vele plaatjes. Ik heb er vergeefs bij tien uitgevers mee geleurd. Maar een uitgever ruikt hooguit eens aan een manuscript en hij krijgt er elke week wel tien toegestuurd. Bovendien, zo heb ik vernomen van een bevriende ex-uitgever dat ze zo’n tien duizend euro eigen bijdrage verwachten van zo’n totaal onbekende en dus riskante oude auteur. Maar die heb ik niet. Dus heb ik het over een andere boeg gegooid en stuur ik het ms als boekje toe aan serieus te nemen lezers. Achterin vinden die al een reeks Aanbevelingen. Zoveel hoofden zoveel zinnen natuurlijk, zelfs binnen een relatie denken wij niet precies hetzelfde over de dingen en dat is misschien wel zo goed. De meesten echter vinden dat het boekje moet worden ingebracht in de maatschappe-lijke discussie.
Dus: wanneer u zegt: laat maar eens komen, dat manuscript, dan zet ik mijn mooie printer aan het werk en krijgt u het, bekwaam tot boekje gebonden, toegestuurd.
Laat maar eens komen dat manuscript ‘De mens voor dummies’